of waarom Groei & Bloei meer is dan alleen een tuintijdschrift
‘Groei & Bloei’ heeft een lange geschiedenis die begint in de negentiende eeuw. In 1873 wordt opgericht de ‘Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde’, een maatschappij die uiteindelijk zal uitmonden in de huidige vereniging ‘Groei & Bloei’. Aanvankelijk zijn er 2 afdelingen, Arnhem en Amsterdam, die samen 123 leden hebben. De leden zijn landgoedeigenaren en “hunne tuinbazen”, kwekers en handelaren van bloemen.
De Maatschappij heeft in deze tijd waar nog nauwelijks goed onderwijs is, een educatieve functie: voorlichting geven over het kweken en beoordelen van (nieuwe) gewassen. Ze is al snel succesvol en wordt aan het eind van 19e eeuw algemeen gezien als dé vertegenwoordiger van de Nederlandse tuinbouw.
De Maatschappij ijvert voor het reguleren van de handel, dat leidt tot de oprichting van de veiling in Aalsmeer. Ze neemt op tal van plaatsen het initiatief voor het oprichten van een tuinbouwschool. Ze heeft een belangrijke stem bij het samenstellen van Nederlandse inzendingen naar buitenlandse tentoonstellingen. Ze stimuleert het aanleggen van school- en proeftuinen, richt de keuringsdienst voor zaaizaden op, organiseert de eerste boomplantdag (1916) en neemt in 1925 het initiatief voor moederdag (naar Amerikaans voorbeeld).
In 1923 krijgt ze het predikaat Koninklijk
Als de overheid na de invoering van de leerplicht, zelf het tuinbouwonderwijs gaat organiseren, verandert de Maatschappij langzaam maar zeker van karakter. De centrale adviserende rol op het gebied van de tuinbouw verdwijnt en wordt overgenomen door het onderwijs en door de vakorganisaties. De Maatschappij concentreert zich op sierteelt. Na de tweede wereldoorlog lijkt ook dat een aflopende zaak. Maar de toenemende welvaart in de jaren zestig zorgt voor nieuw elan, er is steeds meer belangstelling voor tuinieren en gemeentes besteden meer geld aan openbare groen.
En zo verandert de club voor beroepsbeoefenaren in een club voor tuinliefhebbers. De ‘Koninklijke Nederlandsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde’ van weleer wordt de ‘Groei & Bloei’ van vandaag de dag. Meer dan een eeuw oud maar nog altijd bruisend van vitaliteit.
In 1919 is ook Amersfoort zo ver. Een aantal Amersfoortse tuinbazen en bloemisten neemt het initiatief om een plaatselijke afdeling op te richten van de ‘Nederlandsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde’. Doel is het werk van de landelijke Maatschappij te steunen d.m.v. “het bevorderen van den tuinbouw in het algemeen” en “het behartigen van den plaatselijken tuinbouw”.
De leden hebben een gemeenschappelijk doel maar geen gemeenschappelijke achtergrond. Het is een club voor werkgevers en werknemers, voor “heeren en knechten”. Bij de bepaling van de contributie wordt daar rekening mee gehouden. Een werkgever kan meer bijdragen en betaalt dus meer. Die tweedeling heeft lang bestaan. Uit het kasboek van maart 1954 blijkt dat de Amersfoortse afdeling 75 leden heeft. Van hen betalen er 44 de hoge bijdrage van fl. 7,-- en 31 de lage bijdrage van fl. 5,-- per jaar. Anno 1969, bij het 50 jarig bestaan van de afdeling zijn die verschillen in contributie er nog steeds (Amersfoortse Courant dd.17-05-69). Landelijk zijn er dan 710 ‘bevoorrechten’ die op grond van hun knecht zijn een lage contributie betalen. Die ‘bevoorrechten’ zijn soms allang eigen tuinbaas maar behouden levenslang hun recht op lage contributie. Anno 1969 had ook Amersfoort nog enkele leden met dit zogenoemde ‘bevroren recht’.
Het werk van de afdeling houdt gelijke tred met de landelijk organisatie. Direct vanaf de oprichting worden er cursussen georganiseerd gericht op de vakuitoefening, zoals lagere tuinbouwcursussen en cursussen tuinontwerpen. Bij de plaatselijke tentoonstellingen ligt de nadruk op de productieve teelt van fruit en groenten. Dat is het geval bij de tuinbouwtentoonstelling in het Soesterkwartier ter ere van het 25-jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina in 1923. Dat is ook het geval bij de grote tentoonstelling in de Markthal (aan de Breestraat) in 1933 waar de Amersfoortse Groenten- en Fruitveiling een belangrijke inbreng had.
Dat wil niet zeggen dat er geen aandacht was voor sierteelt. Op bovengenoemde tentoonstellingen was er een beperkte ruimte met bloemen en planten ingericht. In 1923 werd begonnen met de voortuinkeuringen en in 1926 werd zelfs de Nationale Bloemententoonstelling in Amersfoort georganiseerd. (In het toenmalige gymnasium langs de huidige Stadring ter hoogte van het Sint Jorisplein.) In de jaren dertig en in de oorlogstijd was er een teruggang in ledental en in activiteiten.
Na de oorlog worden de activiteiten weer enthousiast opgepakt. De afdeling Amersfoort groeit weer en is zeer actief. Een greep uit de activiteiten:
In 1952 verleent ze medewerking aan de oprichting van Dahliavereniging de Amerbloem. In 1964 wordt de voortuinkeuringen weer nieuw leven in geblazen. Er worden weer bloemen- en plantententoonstellingen georganiseerd en er wordt zelfs deelgenomen aan twee Floriades (1972 en 1982, beide in Amsterdam). In 1983 wordt het initiatief genomen voor een jaarlijks terugkerende geraniummarkt in Leusden. Anno nu zijn er, naast het uitgebreide cursusprogramma, maandelijkse ledenavonden, een jaarlijkse opentuinen dag, een eveneens jaarlijkse plantenruilbeurs en enkele excursies per jaar. Ook de voortuinkeuringen worden nog steeds elk jaar in een andere wijk van Amersfoort of ommelanden uitgevoerd.
Aanvankelijk werden er nog wel vakcursussen georganiseerd maar daar bleek, ook in de provinciestad Amersfoort, in de loop der jaren steeds minder behoefte aan te zijn. Met een nieuw soort leden kwam er, al vroeg in de jaren zestig, vraag naar een nieuw soort cursussen. De nieuwe leden waren meestal geen vakmensen meer, maar hobbytuiniers ook wel ‘liefhebbers’ genoemd. Die wilden een cursus bloemschikken of fotograferen en interessante lezingen horen en excursies maken. En dat ging de Amersfoortse afdeling dus verzorgen.
Een mooie illustratie van de accentverschuivingen die in de loop der jaren plaatsvonden vormen de titels van de tijdschriften. ‘Het Nederlandsche Tuinbouw Weekblad’ groeide via het ‘Weekblad van de KMTP’ uit tot het maandblad ‘Groei & Bloei’.
De vaklieden van weleer werden lid van de Maatschappij omdat zij hun kennis en vakontwikkeling wilden bijhouden en uitbreiden: ze kregen het tijdschrift er gratis bij. De huidige leden nemen een abonnement op het tijdschrift: ze krijgen het lidmaatschap er gratis bij. En eigenlijk is er niet zo heel veel verschil tussen toen en nu.
Immers, ook de huidige hobbytuinier vergroot zijn kennis door het lidmaatschap. Dankzij ‘Groei & Bloei’, maar zeker ook dankzij onze eigen afdeling: de website, Bladgroen, de cursussen, de gratis lezingen, de excursies. Leuke en leerzame activiteiten waarmee de hobbytuinier van anno nu zijn groene kennis uitbreidt en up to date houdt.
mei 2019
Marijke Helsdingen